Project ‘De Broodpater’ als professionele interventie
Praktijkgericht onderzoek Het project ‘De Broodpater’ kan beschouwd worden als een praktijkgericht onderzoek. De leidende vraag is gericht op hoe een effectieve media campagne voor Stichting Broodnodig opgezet kan worden. Tavecchio en Gerrebrands beschrijven praktijgericht onderzoek in hun boek Bewijsvoering binnen praktijkgericht onderzoek als een onderzoek waar de focus ligt op professionele kwesties die moeten worden opgelost, de onderzoekers richten zich daarbij op praktische kaders. Dit wordt tegenover wetenschappelijk onderzoek binnen de academische gemeenschap geplaatst dat zich richt op het verder ontwikkelen van theoretische kaders.
Een kenmerk dat Tavecchio en Gerrebrands centraal stellen bij praktijkgericht onderzoek is dat de betekenis van de kennis veelal van korte termijn is en dat het een zekere vergankelijkheid bezit. Dit kenmerk geldt ook voor de betekenis van project ‘De Broodpater’. Het inzetten van media is een proces dat betrokkenheid, aandacht en tijd vergt waarbij het belangrijk is dat dit vanuit een actieve houding gebeurt. Onze projectgroep zal dit tot juni 2015 verzorgen maar daarna zal de mediacampagne stopgezet worden. De auteurs beschrijven praktijkgericht onderzoek als een onderzoeksvorm die zich richt op een verbetering van de praktijk. Bij project ´De Broodpater´is dit het verbeteren van de gebruikte media door stichting Broodnodig.
Een focus die wij niet leggen maar die wel door Tavecchio en Gerrebrands wordt genoemd als een belangrijke voor praktijkgericht onderzoek, is het in gang zetten van leerprocessen voor anderen. Omdat ons project wordt gestuurd vanuit de universiteit, zijn het niet zozeer de leerprocessen van anderen die centraal staan, maar die van onszelf. Voor de houdbaarheid en de urgentie van onze bevindingen zou dit als nadelig beschouwd kunnen worden. Doordat wij geen leerprocessen voor anderen ontwikkelen worden onze bevindingen niet in leven gehouden wanneer wij het project stopzetten.
Praktijkgericht onderzoek richt zich op de directe bruikbaarheid van de onderzoeksresultaten. De methoden die wij hanteren om geld in te zamelen voor stichting Broodnodig zijn daar een voorbeeld van. Wij hebben deze methoden ingezet omdat we hebben vastgesteld dat deze bruikbaar zijn. Deze methoden doen recht aan de complexe realiteit van de praktijk, we zijn genoodzaakt om ons daaraan te conformeren en minder te abstraheren zoals gebruikelijk is binnen het academisch wetenschapsmodel. (Tavecchio en Gerrebrands, 2012) Het is niet mogelijk om de sociale werkelijkheid of bijvoorbeeld de doelgroep waarop wij ons richten binnen ons project, te reduceren tot een afgesloten éénheid. In navolging van het materialisme (samenhangende eigenschappen) en de postmoderne complexiteitstheorie (eenheid is een reductie) zien wij eerder een proces van tevoorschijn komende en samenhangende eigenschappen waar wij steeds op in zullen spelen.
Methodiek Omdat ons project ‘De Broodpater’ een project is waarin de vraag vanuit de praktijk is gekomen is onze methodiekontwikkeling dan ook practice-based evidence. Dat wil zeggen dat onze interventies, media strategieën, stapsgewijs verder worden ontwikkeld naar een bewezen effectieve interventie. Voorafgaand aan de implementatie van keuzes en strategieën worden deze beargumenteerd aan de hand van de analyses onder de menuknop 'theorie'.
Tavecchio en Gerrebrands stellen dat practice-based evidence het best een wisselwerking kan aangaan met evidence-based practice. Deze wisselwerking zouden wij in ons project meer aandacht kunnen geven omdat onze focus sterk ligt op de practice-based evidence. Dat wil zeggen dat wij meer theorieën zouden kunnen testen aan de praktijk. De resultaten hiervan worden gerapporteerd in de analyses onder de menuknop 'kritische analyses'.
Een bruikbaar kader dat Tavecchio en Gerrebrands aanreiken is de evaluatie-typologie van John Owen. Hij stelt dat elk type evaluatie steeds de volgende aspecten omvat: 1. Doel en oriëntatie van de evaluatie 2. Typerende kwesties/vragen die passen bij doel en oriëntatie 3. Stadium van de interventie/methodiek 4. Belangrijke focus 5. Belangrijke benaderingen vanuit een sociaalwetenschappelijk of managementperspectief 6. Verzamelen van bewijs(materiaal) (Tavecchio en Gerrebrands, p. 27, 2012)
Deze aspecten zullen in meer of mindere mate terug komen tijdens ons project. Punt vijf zou wat meer aandacht mogen verdienen tijdens het project, zoals al eerder vastgesteld; meer focus op de evidence-based practice zou vruchtbaar kunnen zijn.
Resultaten Wat betreft resultaten binnen praktijkgericht onderzoek zullen deze niet zozeer berusten op waarheidsgetrouwe reconstructies van de sociale werkelijkheid maar des te meer op gereconstrueerde onderzoeksresultaten die beoordeeld worden op hun bruikbaarheid. Wanneer wij met ons project een bepaalde mediastrategie in zetten, wordt de bruikbaarheid van deze strategie na een bepaalde tijd ingeschat door bijvoorbeeld het aantal likes op facebook of volgers op Twitter of een online meetinstrument. Doordat deze methode minder exact is dan wetenschappelijk onderzoek voorschrijft zullen praktijkgerichte onderzoekers zich altijd moeten verdedigen ten opzichte van academici (Tavecchio en Gerrebrands, 2012). Literatuur Gerrebrands, M. Tavecchio, L. (2012) Bewijsvoering binnen praktijkgericht onderzoek. Methodologische en wetenschapstheoretische reflecties op de onderbouwing van professionele interventies. Den Haag: Boom Lemma uitgevers.